Wat zijn de fietsverlichtingregels?
De regels voor fietsverlichting
De regels
De oplossing op bovenstaande vraag is eigenlijk heel eenvoudig: zorg voor een goed werkend voor- en achterlicht en reflectoren op de juiste plekken. Zet je je fietslampjes in donkere lichtomstandigheden aan, dan is de kans dat je betrokken raakt bij een ongeval 20% kleiner. Goede reden dus om je aan onderstaande regels te houden:
- Geel of wit licht voor, rood licht achter.
- Het licht moet recht vooruit of recht achteruit schijnen en er mag niks overheen hangen.
- Losse lampjes mogen wel, mits goed zichtbaar geplaatst op stuur, (rug)tas, borst of rug.
- Reflectie: rode reflector op de achterkant van je fiets (geen driehoek), 2 (amber)gele reflectoren per trapper en witte of gele reflectoren op velgen of banden.
Wat mag niet?
- Je mag je fiets niet optuigen als een kerstboom. Dus geen gebruik van gekleurde verlichting.
- Lampjes mogen dus niet op hoofd, benen of armen worden bevestigd.
- Het licht mag niet knipperen.
- Spaakreflectoren en spaakverlichting zijn verboden.
Dat bovenstaande niet mag, heeft een belangrijke reden: ons hoofd maakt associaties bij verlichting. Eén lamp in het midden van de weg is een motorfiets. Twee witte lampen is een auto. Een wit lampje voor, oranje reflectoren in het midden en een rood lampje achter nemen wij waar als fietser. Alles wat hiervan afwijkt, wordt minder snel gezien als fietser. De juiste verlichting en reflectie verhogen dus je kans om op tijd gezien te worden.